dinsdag 17 november 2009

Over de noodzaak van tuinieren.

Toen ik de titel van dit hoofdstuk las was mijn interesse en zeker mijn verwondering meteen gewekt: wat heeft tuinieren nu met geschiedenis te maken?

Auteur Gerrit Komrij geeft een inleiding tot de geschiedenis van Rome tot heden aan de hand van de metafoor van de tuin. De tuin staat model voor de geschiedenis van de verschillende opeenvolgende maatschappijtypes. God heeft in deze geschiedenis steeds een rol gespeeld. In de godsdienst speelde de tuin een bijzondere rol. Er was geen religie of het Paradijs kwam erin voor.

In de Middeleeuwen is de tuin een afspiegeling, in het klein weliswaar van het goddelijke bestel. Het gaat niet om de realiteit van de tuin, maar wel over het symbool. Twee passages uit de Bijbel zijn bij alle typen van belang: ten eerste het paradijsverhaal. God heeft Adam en Eva wel de toegang tot het paradijs ontzegt, maar niets zegt dat de tuin daarmee verdwenen is. Een tweede passage gaat over hoofdstuk 4, vers 12 tot en met 16 van het Hooglied.

Het eerste type tuin dat de Komrij is de kruidtuin, waarin het gaat om de geneeskundige kracht van de planten, om de magische krachten die hen werden toegekend. Het tweede type tuin is de Tuin der Minne, die ook verschillende gestaltes aanneemt. Het is de tuin van de bruiden van Jezus en het zinnebeeld van de aardse schoonheid: de rozentuin van erotische verrukking. Tijdens de Renaissance maken we kennis met de profane tuin der lusten. In die tuinen worden er labyrinten aangelegd om gevoelens op te roepen van schrik, verrukking en nieuwsgierigheid. Het labyrint verbeeldt het noodlot en de zoektocht die het leven is. De aanleg ervan wordt een rage in de zestiende en zeventiende eeuw. De Franse tuin uit de achttiende eeuw wordt een symbool van wereldse politiek en macht, het nut van de tuin speelde een ondergeschikte rol en het bekoorlijke kreeg pas betekenis als het tezelfdertijd verbazing en ontzag afdwong. In de negentiende eeuw verliest de tuin haar kracht als symbool van een hogere orde. Ze wordt decoratief, een eclectisch vertoon van pronk, geld en macht op materieel niveau. Daar wil ik even bij stilstaan.

Als je naar tuinen van de eenentwintigste eeuw kijkt zie je dat er een soort terugkeer is naar die tijd. De tuin is opnieuw een statussymbool van materiële rijkdom geworden. Sommigen staan vol met protserige Griekse beeldjes, anderen beschikken over vijvers met exclusieve en dure vissen of een zwembad met bijhorend poolhouse. Natuurlijk worden die tuinen niet zelf onderhouden: een tuinman komt wekelijks langs en dat draagt nog wat bij tot de status. Men zou de bewoners kunnen vergelijken met de decadenten uit de fin-de-siècle, waar de tuin een toevluchtsoord wordt en men geen behoefte meer heeft aan een verheven ideaal of diepe overtuiging. Ze maken een tuin waar zij als uitverkorenen zich zonder inspanning en in voornaam isolement kunnen terugtrekken.

Nooit gedacht dat tuinen zo’ n symbolische waarde konden hebben, maar misschien is dat wel te begrijpen als je ziet dat de hedendaagse tuinen eigenlijk maar kleine groenstrookjes en siertuintjes zijn die krampachtige pogingen doen om enige individualiteit uit te stralen. Van een verband met een hoger idee is allang geen sprake meer.

WYDOOGHE B., Economische, politieke en sociale geschiedenis. Ipsoc-Katho, ongepubliceerde cursus, Kortrijk, 2009.

maandag 16 november 2009

De eeuwige terugkeer der dingen.

Kundera buigt zich over een stelling die reeds vele filosofen in verlegenheid heeft gebracht: de mythe dat alles zich eens zou herhalen zoals we het al hebben beleefd en dat ook die herhaling op zich eindeloos is.

Als we deze stelling vertalen naar de huidige samenleving dan zien we dat er in veel situaties en gegevenheden een herhaling vervat zit. Kinderen van ouders met schulden zouden meer kans hebben om later financiële problemen te hebben, mensen die hun kinderen mishandelen hebben vaak een jeugd van mishandeling en verwaarlozing achter de rug, in stukgelopen relaties worden vaak in de toekomst dezelfde partnerkeuzes gemaakt.

Leren we dan niets uit dat verleden, zijn we te koppig, zien we de patronen niet of zijn we gewoon gedoemd om altijd dezelfde dingen die we al beleefd hebben opnieuw te beleven? Is de mens gedoemd om de levenspatronen waarin hij zit te blijven herhalen of kan hij eruit breken? Als dat het geval is kunnen we akkoord gaan met Nietzche die het idee van de eeuwige terugkeer de zwaarste last noemt.

Er is echter een keerzijde aan deze opvatting: in een wereld die gebaseerd is op het niet bestaan van de terugkeer is alles bij voorbaat vergeven en dus ook alles toegestaan. Want hoe kan je iets dat voorbijgaat veroordelen?

M. Kundera: De ondraaglijke lichtheid van het bestaan (Nesnesitelná leh kost bytí, 1984). Agathon/Ambo, Weesp/Baarn, 1985, pp. 7-8

Het gevecht met de duivel

Bijgeloof en rituelen zijn van alle tijden en culturen. Zeker nu de kerken leeg lopen en de mensen op zoek zijn naar een houvast in een onzekere wereld. Ze bekeren zich tot andere geloven, kopen massaal boeken zoals “The Secret”, raadplegen waarzeggers en kaartlezers. Beurzen rond paranormale verschijnsels worden druk bezocht en programma’s zoals het “zesde zintuig’ halen mooie kijkcijfers.

Zelfs hier in Vlaanderen leeft vandaag de dag bij mensen nog het geloof dat mensen bezeten kunnen zijn door de duivel. In Antwerpen werden onlangs de ouders van een tienermeisje aangehouden wegens medeverdachte aan opzettelijke slagen en verwondingen omdat ze ervan overtuigd waren dat hun dochter door de duivel bezeten was. Ze hadden een gebedsgenezer geraadpleegd die een bizar ritueel heeft uitgevoerd waaraan het meisje later is gestorven. De moeder verklaarde nog dat ze schrik had dat als ze de politie iets over de rol van de gebedsgenezer vertelde, hij de kwade geesten op de andere kinderen zouden laten overgaan (Het Laatste Nieuws, 05/11/2009). Volgens Trendwatcher Nathalie Bex heeft het groeiende succes van Halloween te maken met een groeiende interesse in magie en occultisme (Het Laatste Nieuws, 31/10/2009).

Occultisme wordt door Wikipedia omschreven als “een verzamelbegrip voor verschillende praktijken en rituelen die zijn gebaseerd op veronderstelde esoterische kennis, gericht op de werking en beïnvloeding van transcendente (buitenzintuiglijke, bovennatuurlijke) krachten”. Aspecten ervan die worden teruggevonden in alle menselijke samenlevingen zijn o.a. magie en hekserij.

Wat me opviel bij het lezen van het hoofdstuk was dat als we kijken naar de geschiedenis van toverij in Vlaanderen, en dan de hekserij in het bijzonder, vrouwen er altijd de hoofdrol in speelden. Van Beatrijs van Overbeek in 1605 tot Jeanne Panne in 1650, waar zelfs een Suske en Wiske verhaal werd aangewijd. Meestal waren het arme, lelijke, marginale en alleenstaande vrouwen. Zo worden ze ook meestal geportretteerd in sprookjes bijvoorbeeld. Men had een dubbel beeld ten aanzien van de vrouw: enerzijds was ze de bron van goedheid en leven, wat tot uiting komt in de mariacultus en anderzijds was er de angst voor de vrouw, want was Eva niet verantwoordelijk voor de val van de mensheid uit het paradijs? Daarnaast was de vrouw ook minderwaardig, want geschapen uit een rib van Adam, ze was een bron van geheimzinnigheid (nu nog voor vele mannen, maar gelukkig worden ze niet meer vervolgd als heks). Theologen, geestelijken, wetenschappers en juristen hebben een grote angst voor vrouwen. Vrouwen hebben altijd een minderwaardige rol gespeeld in de geschiedenis, zowel in de wetenschap als in de politiek (slechts stemrecht voor vrouwen in 1948). Gelukkig maken vrouwen nu een inhaalbeweging, zowel op professioneel vlak (meer vrouwen op hoge posities bijvoorbeeld Angela Merkel) en meer meisjesstudenten aan de universiteiten.

WYDOOGHE B., Economische, politieke en sociale geschiedenis. Ipsoc-Katho, ongepubliceerde cursus, Kortrijk, 2009.
http://nl.wikipedia.org/occultisme.
J.V., Ouders overleden lesbische tiener aangehouden. Uit: Het Laatste Nieuws, 05/11/2009.
J.V., Pompoenen doen kassa rinkelen. Uit : Het Laatste Nieuws, 31/10/2009.